We are busy translating all the content, for now this article is only available in Dutch.
Kunstmuseum Den Haag
Breitner vs Israels - Vrienden en rivalen
In het voorjaar van 1892 staat Isaac Israels (1865-1934) voor de etalage van een kunsthandel in Amsterdam oog in oog met een prachtig stadsgezicht in de sneeuw. Het is een schilderij van George Hendrik Breitner (1857-1923) en het maakt een verwoestende indruk op hem. “Ik dacht, ik schei er mee uit, tegen zulk werk kun je toch niet opschilderen” schrijft Israels aan een vriend. Kort daarvoor waren de rollen nog omgedraaid. De zeven jaar oudere Breitner moest met jaloezie toezien hoe wonderkind Israels al op zestienjarige leeftijd zijn intrede maakt in de kunstwereld. De zoon van Jozef Israëls wordt gezien als de kroonprins van de Nederlandse schilderkunst. Maar als Israels los probeert te komen van zijn beroemde vader, kijkt hij juist naar de losse toets waar Breitner succesvol mee is. De virtuele rondleiding door de tentoonstelling bekijkt u op de website: www.kunstmuseum.nl
De onderlinge rivaliteit tussen deze twee schilders zorgt jarenlang voor spanningen. Gedurende hun gehele carrière hebben Breitner en Israels elkaar bewonderd, benijd en geïnspireerd. Dankzij deze jarenlange wedijver hebben zij het beste in elkaar naar boven gehaald. Kunstmuseum Den Haag staat met de tentoonstelling Breitner vs Israels – Vrienden en rivalen voor het eerst in de kunstgeschiedenis uitgebreid stil bij deze artistieke bokswedstrijd.
Ronde een: Den Haag
De bokswedstrijd tussen Breitner en Israels duurt jaren en bestaat uit meerdere rondes. De wedstrijd wordt gespeeld in Amsterdam maar begint in Den Haag. Hier doorlopen beide kunstenaars hun opleiding. Israels is het wonderkind uit intellectuele kringen, in de wieg gelegd om in de voetsporen van zijn vader te treden, de grote schilder Jozef Israëls.
Rauwdouwer Breitner lijkt voorbestemd tot een leven als kantoorklerk, maar kiest voor het onzekere kunstenaarsbestaan. Dankzij zijn talent geldt hij als een grote belofte, maar telkens wordt hij aangesproken op zijn gebrek aan techniek. Daarnaast ontbreekt het Breitner aan toegang tot vrouwelijke modellen van stand, zoals de jonge Nanette Enthoven-Enthoven met wiens portret de zestienjarige Israels in 1881 veel lof oogst.
Breitner en Israels staan in Den Haag op de schouders van de schilders van de Haagse School, die rond 1870 met hun vrije penseelvoering en thematiek (het eenvoudige boeren- en vissersleven) een revolutie in de Nederlandse schilderkunst ontketenen. Maar Israels voelt de noodzaak om zich los te maken van zijn beroemde vader, met wie hij telkens in één adem wordt genoemd. En ook Breitner, die telkens tegen zijn eigen onzekerheden aanloopt, zoekt zijn eigen weg.
Ronde twee: buren in Amsterdam
In 1886 verhuist Breitner naar Amsterdam, op de voet gevolgd door Israels. Samen delen ze een atelier aan het Oosterpark en dezelfde vriendengroep van schrijvers en kunstenaars. Breitner ontwikkelt zich hier al gauw tot een getalenteerd schilder van het moderne leven in de stad. Israels is daarentegen zoekende. Hij tekent veel, maar voltooit weinig schilderijen en jarenlang exposeert hij niet. In zijn brieven bekent Israels heimelijk dat het werk van Breitner hem zowel inspireert als intimideert. Als Israels na jaren van vertwijfeling zijn tekenachtige stijl verruilt voor de losse toets van Breitner, en zich net als zijn rivaal waagt aan de thematiek van arbeiders en dienstmeiden uit de werkende klasse, oogst ook hij weer veel lof.
Ronde drie: vrienden en rivalen
Zo groeien beide kunstenaars in Amsterdam uit tot de belangrijkste smaakmakers van de schilderkunst. Samen vormen zij de kern van wat kan worden beschouwd als de eerste echte avant-gardebeweging in Nederland. Deze zogenaamde schilders van Tachtig blazen aan het einde van de negentiende eeuw thema’s als het stadsleven, het naakt en de portretkunst nieuw leven in. Verfklodders mogen zichtbaar blijven en het voorgestelde mag lelijk zijn, als het maar waarachtig is. Maar ook hun gedachtewereld is vernieuwend. In de ogen van deze generatie schilders is de kunst een roeping en de kunstenaar een genie. Alles draait om de meest individuele uiting van emoties, impressies en waarnemingen.
Deze nadruk op authenticiteit werkt zowel vernieuwing als onderlinge rivaliteit in de hand. Dit geldt niet alleen voor Breitner en Israels, maar ook voor de gehele vriendengroep jonge schilders en schrijvers van Tachtig waar zij toe behoren. Het branievolle collectief werkt als een snelkookpan, waarbij de leden elkaar continu uitdagen en stimuleren. Al snel blijkt deze dynamiek binnen de groep ook een voedingsbodem voor animositeit. Maar al te vaak eindigen innige vriendschappen in slaande ruzies. De artistieke meningsverschillen die zij openlijk en fel met elkaar uitvechten zijn meestal een dekmantel voor de ware reden van hun aanvaringen: liefdesverdriet, gekwetste ego’s en angst voor concurrentie.
Ronde vier: verbroken vriendschap
In de periode dat Israels zijn wederopstanding als schilder beleeft, krijgt de rivaliteit tussen beide kunstenaars de overhand en verbreken Breitner en Israels hun vriendschap. Breitner heeft als succesvol kunstenaar inmiddels geen moeite meer met het vinden van modellen. Een van die modellen is Gezina (Geesje) Kwak, een frêle meisje van zestien jaar. Zij wordt Breitners muze voor maar liefst dertien schilderijen, waarop haar magere lijf steevast in een Japanse kimono is gehuld. De serie sluit aan bij het japonisme: de intense fascinatie voor het ‘land van de rijzende zon’ die tegen het einde van de negentiende eeuw heel Europa in zijn greep houdt.
Israels heeft zichzelf hervonden als hij zijn schilderijen benadert zoals zijn tekeningen: vliegensvlug op straat of in een hoekje van de kroeg op papier gekrabbeld. Hij legt zich toe op een andere trend van de negentiende eeuw: en plein air schilderen. Hiermee doorbreekt hij zijn gekunstelde manier van schilderen en verliest hij zich niet meer in details. Zo ontstaan zijn succesvolle werken als Twee meiden op de Lijnbaansgracht in Amsterdam uit 1894 en haalt hij zijn opgelopen achterstand op Breitner ruimschoots in. Wanneer Israels in datzelfde jaar het sneeuwgezicht nog eens terugziet, omschrijft hij het doek dat hem twee jaar eerder nog zo verlamde als “een zeer slecht en oud schilderij”.
Ronde vijf: de wegen scheiden
Zo’n tien jaar lang hebben Breitner en Israels geen contact gehad als ze elkaar in 1903 boven het graf van een gemeenschappelijk vriend weer treffen. Wellicht heeft de dood van hun vriend hen gewezen op de vergankelijkheid van het bestaan, of zijn de rivalen nu simpelweg ouder en wijzer geworden. Hoe dan ook wordt op die dag niet alleen hun gemeenschappelijk vriend, maar ook de strijdbijl begraven. De verzoening wordt vergemakkelijkt doordat onderlinge rivaliteit niet meer zo sterk aan de orde is. Beiden zijn inmiddels gevierde kunstenaars maar begeven zich ook steeds minder op hetzelfde terrein: hun artistieke wegen scheiden zich. Terwijl Breitner steeds meer de rust opzoekt en guur aandoende beelden van pakhuizen en teerstokerijen schildert, breidt Israels zijn terrein uit naar Europa en lijkt op zijn doeken de zon door te breken. Met frivole toets en in een helder palet richt hij zich steeds meer op de mondaine wereld van de ‘nouveau riche’.
Hebben Israels en Breitner elkaar met hun rivaliteit gegijzeld en geremd, of juist geprikkeld en gestimuleerd? Onderlinge wedijver heeft veel van hun vrienden bijna de kop gekost, maar dankzij hun eigen unieke talent hebben deze twee schilders bovenal heel wat aan elkaar te danken. Deze artistieke bokswedstrijd kent uiteindelijk alleen maar winnaars.
Kunstmuseum Den Haag
Stadhouderslaan 41
Den Haag