Overslaan en naar de inhoud gaan
Foto © Trees Bruinsma
Foto © Trees Bruinsma

Kunstverzamelaar Dick Min

Omringd door een diversiteit aan kunstwerken ontmoet ik kunstverzamelaar Dick Min. Al in zijn vroege jeugd raakte hij gefascineerd door kunst, mede door een aantal bijzondere ervaringen en ontmoetingen. Zijn verzameling omvat fotografische kunst, schilderijen, etsen tot sculpturen. Een interview met een ware kunstMinnaar.

Dick Min:

In 1973 verhuisden wij van de Lindenlaan in Bergen (NH), waar ik geboren ben, naar het droomhuis van mijn vader aan het Wiertdijkje. Bergen is een kunstenaarsdorp, beroemd ook vanwege kunststroming De Bergense School. Jaap Min (1914-1987) woonde in een boerderij naast ons, hij was verre familie van mijn vader. Jacobus Koeman (1889-1978) woonde in het zomerhuisje achter ons. Jaap Min kwam zo nu en dan bij ons op visite maar leefde erg op zichzelf. Het feit dat een kunstenaar bij ons thuis kwam was bijzonder. 

In 1974, ik was 14 jaar oud, bezocht ik met mijn ouders een door Hélène Min georganiseerde expositie van Jaap Min in Galerie De Kapberg in Egmond aan de Hoef. Hélène is zijn dochter, zij was eigenaresse van de galerie. Jaap Min exposeerde zijn werken zelden, dus deze expositie was vrij uniek. Zijn werken maakten een diepe indruk op mij. De expositie was opgezet met divers werk, van gouache tot olieverf, de geur van olieverf hing in de galerie. Ik vertelde Hélène dat ik een werk aan wilde kopen, zij adviseerde mij een afspraak met haar vader te maken na afloop van de expositie.

Mijn vader maakte de afspraak voor mij met Jaap Min en ik mocht bij hem in de voorkamer langskomen. ‘Ik hoor dat je een werk van mij wilt kopen, dat vind ik leuk, maar waar ga je dat van betalen?’ vroeg hij mij. Ik antwoordde dat ik op zaterdag in de tuin van de buren werkte en zakgeld kreeg. Bovendien werkte ik in de zomervakanties bij mijn vader. Hij zei: ‘Ik heb een ander voorstel. Tante Bets en ik worden wat ouder, dus als je hier een jaar lang het gras maait om de boerderij, mag je een werk van mij uitzoeken als het jaar voorbij is.’ 

Dus maaide ik elke zaterdag het gras. Na een aantal maanden nam hij mij mee naar zijn atelier omdat hij vond dat ik moest weten waar ik voor werkte. Ik raakte niet uitgekeken, door het grote raam was het een lichte ruimte. Er hingen berenklauwen aan de muur, spinnenwebben, een kroonluchter aan het plafond, op de ezel stond een schilderij, op zijn bureau lagen verf, tubes, potjes, scherven en er stond een stoel waar hij in zat als hij zijn schilderij wilde bekijken. Op de kapzolder stonden zijn schilderijen opgeslagen.

Het was echt zijn ruimte, zijn werkplek. Beneden stonden schilderijen langs de wand. In het atelier hing de geur van olieverf, vermengd met sigarenrook. Hij had zo’n 20 aquarellen staan en ik mocht er één uitzoeken. Na lange tijd had ik twee aquarellen over waar ik uit moest kiezen, maar ik kon de keuze niet maken. De ene aquarel verbeeldde de boerderij, de andere het Bergerbos. Ik mocht beide aquarellen meenemen, dan kon ik ze rustig bekijken en had ik tijd om te bepalen welke het zou worden. ‘Laat maar weten welke je kiest’, zei hij, maar de keuze bleef voor mij lastig. 

Jaap vroeg zo nu en dan aan mijn vader of ik al een keuze had gemaakt. Op een zaterdag riep hij mij bij zich en zei dat hij van mijn vader gehoord had dat ik een probleem had. Ik zei dat het niet echt een probleem was, maar dat ik het wel heel lastig vond de keuze te maken. Dus zei Jaap; ‘Dan heb je wel een probleem, maar ik heb de oplossing voor je. Je maait een jaar langer het gras, dan mag je ze beiden houden.’

Uiteindelijk heb ik veel langer het gras voor ze gemaaid. Ik was nog jong en besefte dat ik op een bijzondere manier zijn werken had verkregen. Ik heb ook nog een derde werk van hem gekregen. Toen zijn terras vernieuwd moest worden, bikte ik alle tegels af en metselde een nieuw terras voor ze. Daar kreeg ik een schilderij voor dat hij ter plekke signeerde. Andere werken heb ik op veilingen aangekocht. Een tante had een houtskooltekening van het Wiertdijkje, die hij tekende toen hij 18 was. Het was een tekening van de plek waar hij later zou wonen. Na haar overlijden kocht een andere tante deze uit de erfenis en gaf het werk alsnog aan mij. Ook uit de erfenis van mijn ouders heb ik een aantal werken verkregen.

Jaap Min vroeg nu en dan mijn mening over een bepaald werk. Veelal was ik onder de indruk en zei dat ik het prachtig vond, dat hij er naar mijn mening niets meer aan moest doen. Natuurlijk luisterde hij dan niet, hij was een Min. Hij keerde het werk ondersteboven en liet zien dat het zo ook moest kloppen. Als hij zijn hand voor een plek plaatste en weer weghaalde zag ik wat hij bedoelde. Hij was op zoek naar iets, werkte soms te lang door aan een schilderij. Zo’n werk noemde hij een ‘doorgewerkt schilderij’. Hij werkte lange dagen en nam alleen pauze voor de lunch. Hij zocht, was er bijna en ging door naar het volgende. Fascinerend vond ik dat. Hij heeft mij al op jonge leeftijd leren kijken naar kunst. Je ziet vaak alleen de compositie, maar dit is niet het enige dat belangrijk is. 

Het atelier was een fantastische plek, ik beschouwde het als het heiligdom der heiligen. Behalve zijn vrouw en kinderen kwam er bijna niemand. Als hij zijn poort uit liep, wandelde hij het landschap in dat hij zo graag schilderde. Hij hoefde nooit ver, alles lag voor hem. Jaap Min was een tevreden man. De strijd lag in het onderhouden van zijn gezin met zeven kinderen. Zijn kinderen hebben een goede opleiding gevolgd, hij heeft dit allemaal kunnen faciliteren. Hij had een gelukkig huwelijk met tante Bets, zij zorgde voor de kinderen en regelde alles waardoor hij kon werken. Zijn geld verdiende hij ook met lesgeven aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht en hij maakte diverse monumentale werken. Eind jaren ’60 koos hij voor zijn vrije werk, dit heeft hij nog 26 jaar kunnen doen. 

Nog steeds vind ik het werk van Jaap Min fantastisch, het is alsof je een andere wereld in stapt. Zijn leermeester Heinrich Campendonk heeft duidelijk een grote invloed op hem gehad, de zwarte contouren lijkt hij opgepikt te hebben bij de Italianen. Voor mij behoren de werken van Jaap Min niet echt tot de Bergense School. De werken zijn voor mij niet donker, al gebruikt hij wel donkere lijnen. De kleuren die hij gebruikt zijn kenmerkend voor zijn werken. Hij geeft zaken op geheel authentieke wijze weer, vertelde verhalen aan de hand van zijn schilderijen. 

In 2014 heb ik een tentoonstelling georganiseerd over Jaap Min en zijn werken in de Kapel van de Zusters Ursulinen aan de Nesdijk. De locatie was uniek, zijn religieuze werken werden geëxposeerd, maar ook andere werken zoals het polderlandschap. De tentoonstelling vertelde een verhaal, je stapte in zijn wereld. De entree en het atelier waren een kopie van het origineel, ook zijn attributen stonden opgesteld; de tafel waar hij aan werkte, het Perzische tapijt, natuurlijk ook zijn schildersezel. De sfeer in de kapel was prachtig, het was een levendige tentoonstelling. Door een glas-in-betonraam te plaatsen in het atelier, waar prachtig licht doorheen scheen, ontstond een intieme sfeer. Heel bijzonder, het was een beleving. Afgelopen jaar heeft Museum Belvedere een tentoonstelling aan hem gewijd. Deze was heel anders, zijn landschappen hebben een andere verbeeldingskracht dan zijn religieuze werken. Niet omdat het religieus is, maar deze werken intrigeren mij.

Bij de woning aan het Wiertdijkje, kocht mijn vader ook een zomerhuis, inclusief de kunstenaar die er woonde. Jacobus Koeman was onder andere bekend van de afbeeldingen die hij maakte voor de Verkade-albums. Hij was een oude man, had kromme handen. Ik bezocht hem regelmatig als ik uit school kwam, hij heeft mij liefde voor etsen bijgebracht. Ook van Kobus heb ik werken in mijn collectie, deze zijn mij dierbaar. 

Toen ik een jaar of 16 was, bezocht ik een expositie van Roger Chailloux, in het KCB in Bergen, waar ik een werk zag dat mij erg aansprak. Na overleg met mijn ouders besloot ik het werk niet te kopen. Dat was de laatste keer dat ik overlegde over een aankoop. Ik bleef spijt houden dat ik het werk niet gekocht had en kwam juist dat werk telkens weer tegen bij exposities en in publicaties over Roger Chailloux. 10 Jaar na zijn overlijden las ik in het NRC een aankondiging van een tentoonstelling van Chailloux in Utrecht. Zijn werken, waaronder ‘mijn’ werk, zouden ook verkocht worden. De waarde was inmiddels zo gestegen dat ik mij geen aankoop meer kon permitteren, maar galeriehouder Liesbeth Lips regelde korting voor mij. Dus ging ik de laatste dag van de expositie met een koker onder mijn arm naar Utrecht en kocht het werk alsnog.  

Een kunstwerk moet mij aanspreken, raken, het moet meteen binnenkomen. Ik heb een kritische kijk op kunst, al verandert mijn blik ook door de jaren heen. Het lijkt soms eenvoudig een kunstwerk te maken, maar het is vaak een zoektocht naar iets dat je nooit zult bereiken, zoeken naar het ultieme. Af en toe kom je er dichtbij, het is een soort strijd om ergens te komen. Zo zijn er ook werken die gewoon staan.

In het verleden had ik weinig met fotografische kunst, maar de laatste jaren ben ik het juist gaan waarderen. De eerste grote foto die ik kocht was een werk van Pierre Crom. Bij de aankoop kreeg ik een kleine foto van hem cadeau, deze heb ik ook in groot formaat aangeschaft omdat de twee werken voor mij goed bij elkaar passen. De eerste foto toont kapotgeschoten flatgebouwen in de Gaza, de andere Jeruzalem in volle glorie. Het contrast is indrukwekkend, de foto’s hebben 15 jaar in mijn woonkamer gehangen. Jaren later kocht ik een foto van Sascha de Boer die zij maakte van Ata Kando. Voorheen was ik van mening dat fotografische kunst eenvoudig te maken is, een druk op de knop, maar zo simpel is het niet.

Overleggen doe ik niet meer, twijfelen wel. Zo twijfelde ik ook over de aankoop van een werk van Bastiaan Woudt. Ik kocht het niet, terwijl ik zag dat het goed was. Het liet mij niet los, ik bleef er spijt van houden. Uiteindelijk heb ik het werk toch verworven. Foto’s van Bastiaan Woudt herken ik meteen, hij heeft een hele eigen signatuur. Het is begrijpelijk dat de mensen om mij heen soms moeite hebben met mijn aankopen. Als een kunstwerk mij raakt wil ik het kopen, ik kan enorm van kunst genieten. Nooit heb ik spijt gehad van een aankoop, alleen van werk dat ik niet kocht. 

Mijn liefde voor kunst begon bij de expositie van Jaap Min en de werken die ik van hem kreeg voor het maaien van zijn gras. Mijn volgende aankoop was een werk van Hans van Draanen, ik kreeg een ets van Jacobus Koeman en kocht etsen van Herman Gordijn. Toen ik studeerde in Delft bezocht ik elke zondag de galerie van Liesbeth Lips. Zij heeft mij veel geleerd, ze deelde graag haar liefde voor kunst met geïnteresseerden en vond het geen probleem als je alleen kwam kijken. Ik kocht een werk van Antoni Tàpies, een Spaanse kunstenaar, abstract schilder. Zijn werk intrigeerde mij. In Parijs bezocht ik twee galerieën die werk van hem verkochten, Liesbeth had mij de adressen gegeven. De galerieën bleken het tienvoudige van de prijs te vragen die ik voor het werk had betaald. Ik wilde nog een werk van Tàpies aankopen maar kon het mij eenvoudig niet veroorloven. Later heb ik toch twee minder exclusieve werken aangekocht. Mijn vader zei dat het goed was dat het werk zoveel meer waard was geworden. Dat maakt mij niets uit, ik ga het toch niet verkopen, al zou het 100 keer zoveel waard worden. 

Kunst heeft mij veel plezier gebracht, ik zou graag de liefde voor kunst en de beleving ervan doorgeven. Daarom organiseren wij tijdens de Kunst10Daagse Bergen elk jaar workshops voor kinderen. Als je een klein deel van de kinderen liefde voor kunst bijbrengt, is het project geslaagd.

 

De Kunst10Daagse Bergen vindt elk jaar plaats. Meer informatie vindt u op de website: www.dekunst10daagse.nl

 

24 januari 2020
Interview en tekst: Monique Bakker